= Welkom =


Welkom op de website Kinderen van het Licht


In dit nieuwe tijdperk van wakkerworden
waarin de wereld talloze veranderingen
ondergaat die de mens zelf heeft geschapen
uit onwetendheid, wil deze website terug
gaan naar de bron.
De kinderen van het Licht zullen wereldwijd
opstaan en leiden vanuit hun innerlijke kracht
Laten we hand in hand de waarheid aan het
licht komen en ons verbonden bewustzijn
samen sterken tot een wereld van eenheid.


26 december 2015

Marcel messing: Leegte ontledigen



Dertig spaken omringen de naaf,
maar alleen door de leegte in het middelpunt
kan het wiel draaien.
Van leem kan men vaten maken,
maar door de leegte erin kan het gebruikt worden.
Een huis kan pas bewoond worden door de lege ruimtes erin,
waar deuren en ramen toegang toe geven.
Het zijn is alleen maar van nut
door het niet-zijn, de leegte.
Tau Te Tjing 11 
Verhuizing
15 juni 2015.Van Brugge verhuisd naar de Franse Pyreneeën. Honderden verhuisdozen. Vooral dozen vol boeken. Eerst de lege dozen volmaken, dan weer leegmaken. Lege verhuisdozen tonen iets wonderlijks. De leegte erin, omkaderd door een vorm, kan gevuld worden en dan weer geledigd. De lege verhuisdoos heeft de potentie gevuld te kunnen worden. Met duizend-en-een dingen.



Wat is de essentie van die leegte? Is er een essentie? De kwantumfysica leert ons dat vormen op subatomair niveau hun contouren volledig verliezen. Een dans van atomen, deeltjes, golven, nog kleiner, nog kleiner, grondeloos substraat. Leegte... Leegte omkleedt leegte. Een kiezelsteen voor de geest, kortom een koan. Kwantumfysisch gezien blijkt het niets niets anders te zijn dan niet-iets en bevat het niet-zijn de eindeloze potentialiteit tot het zijn, waarmee meteen Shakespeare’s to be or not to be een niet bestaande tegenstelling blijkt te zijn en Sartre’s l’être et le néant een achterhaalde filosofische beschouwing. Het scheppende Woord van het in den beginne, dat ‘vlees geworden is’ (Johannesproloog), is de grondtoon (het eeuwige AUM) die oprijst uit de grondeloze Stilte.



Stilte en Woord zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden, een kosmische ademhaling van in en uit, een ‘ebben en vloeden’ (Van Ruusbroec). Ze horen bijeen, zijn geen dualiteit, maar vloeien op natuurlijke wijze in elkaar over (kosmische dag en nacht), zoals waken en slapen.
Het niets, de grondeloze leegte, is de ‘oerzee’ (Genesis), het nog niet gemanifesteerde zijn (chaos) waarin Geest als trilling energetisch werkzaam is en zich in het reflecterend bewustzijn van de mens kan manifesteren als Bewustzijn zonder begin en einde. En dat alles in een kosmisch ritme, een Grote Ademhaling van in en uit. Bij de inademing verdwijnen alle zichtbare levensvormen in de grondeloosheid, de zogenoemde leegte (adempauze tussen in en uit) om bij de uitademing in ‘de tienduizend dingen’ weer zichtbaar te worden. Het niets, de leegte, ‘de graal’, die onafgebroken dag en nacht het leven ‘voedt’, is onuitputtelijk.
Waar verhuisdozen al niet toe kunnen leiden.

Tao is een onuitputtelijk vat van leegte,
grondeloos, voorafgaand aan alles wat is.
Hoeveel er ook uit geput wordt,
het blijft onuitputtelijk,
volkomen leegte,
oorsprong van de tienduizend dingen.
Tao Te Tjing 4 
‘Kwantumzee van licht’
Het licht, in de gedaante van de zon, wordt in bijna alle religies vereerd als bron van alle leven. In mystieke stelsels wordt gesproken van het geestelijk licht dat het zijn doordringt, het purusha van de Veda, de meest subtiele substantie die het heelal doordringt en die zich openbaart via prakriti, de materie of moederstof (‘moeder der duizend dingen’). Prakriti bestaat uit dezelfde oersubstantie als purusha, maar in een ‘lager’ trillingsgetal en wordt bepaald door een aantal kwaliteiten of hoedanigheden, de drie guna’s.
Het licht dat wij dagelijks zien is slechts een zeer flauwe afspiegeling van het geestelijk licht, door zenmeester Dogen Zenji (1200-1253) ‘het ware licht’ genoemd, geheel in de traditie van Bodhidharma.

 Dogen Zenji

In de Shōbōgenzō (verzamelde gesprekken en essays) wordt dit alom aanwezige ‘ware licht’ door Dogen ‘onze ware natuur’ genoemd. Plato verwoordde het geestelijk licht in zijn allegorie van de grot (De Staat, het zevende boek): geketend aan de wereld der vormen, afgekeerd van het (innerlijk) licht, zien we alleen maar het schaduwspel van onze eigen projecties. 
Het licht dat zich manifesteert via onze zintuigen is samengesteld uit ontelbare fotonen en. Het is slechts een afspiegeling van ‘het ware licht’, het Licht der lichten. Het is de Ungrund (Boehme) of ongrond (Van Ruysbeek) van alles, substraat van alle zijn, dat pas manifest wordt in ons als we de ketenen van het schaduwrijk verbreken en ons omkeren naar het volle licht. 
In de kwantumfysica wordt gesproken over het Zero Point Field (nulpuntveld), een oceaan van microscopische vibraties die alles en allen verbindt, een superkracht die reeds vele namen kreeg, zoals prana of brahman (India), manas (Polynesië), tao (China), ain-soph (Kabbalah), implicate order (David Bohm), élan vital (Bergson), Orgon (Wilhelm Reich) en vrill (in de esoterie). Wetenschapsjournaliste Lynne MacTaggart beschrijft in haar boek Het Veld dat het Zero Point Field een ‘kwantumzee van licht’ is, die een oneindige voorraad energie bevat. 
Oogverblindend licht
Het Atman van de hindoes wordt in de upanishads talloze malen omschreven als het zuiverste licht. Als Jezus zegt: ‘Ik ben het licht der wereld’ (Johannes 8,12 ), dan wordt met dit ‘ik’ niet het ego bedoeld, maar het Atman dat brahman is, dat zich vanuit leegte in de wereld der verschijnselen als volheid openbaart. 
Van het licht van het naar alle kanten in het universum gerichte ‘stralende, wonderbaarlijke, grenzeloze gelaat’ van Krishna wordt in de Bhagāvād Gitā gezegd: ‘Als aan de hemel plotseling het licht van duizend zonnen tegelijk zou oplichten, zou dit enigszins de schittering van dit wezen benaderen.’ Door dit oogverblindende licht, dat nimmer door de zintuigen gezien kan worden, schouwt Arjuna van binnenuit het hele universum met zijn talloze vormen, bijeenkomend in één punt (hfdst. 11: 9-12). Krishna komt van het Sanskriet Krsna en betekent ‘Dát wat alles aantrekt’.


In Het Esseense evangelie van de vrede staan soortgelijke bewoordingen als in de Bhagāvād Gitā : ‘Als u zonder met uw ogen te knipperen in de volle zon kunt kijken, dan kunt u het verblindende licht van uw Hemelse Vader aanschouwen, dat duizendmaal feller is dan het licht van duizend zonnen. Maar hoe zou u het verblindende licht van uw Hemelse Vader kunnen aanschouwen, als u niet eens het volle zonlicht kunt verdragen?’ De mysticus Johannes van het Kruis doorschouwde dit licht vanuit het duister.
In de canonieke teksten wordt het ‘verheerlijkte lichaam’ van de Christus, het ‘Corpus Christi’, eveneens ‘oogverblindend’ genoemd. Dit verheerlijkte lichaam oftewel de geopenbaarde (macro)kosmos als ‘lichaam’ van God’ wordt manifest vanuit de leegte. 
In sommige scholen van het mahayana-boeddhisme is sprake van ‘het zuiverste licht’ of het ‘kosmisch lichaam van de Boeddha’ (dharmakaya). In het boeddhisme van ‘het zuivere land’ staat Amitabha centraal. Amitabha betekent ‘grenzeloos licht’ en wordt gesymboliseerd als de Boeddha van de zogenaamde ‘westelijke hemel’.

 Boeddha Amitabha

‘Het zuivere land’ symboliseert hetzelfde als ‘het beloofde land’, ‘het koninkrijk der hemelen’ ín ons (Jezus). Ook wij zijn het licht der wereld. Door ‘arm van geest’ (mind) te worden, vrij te komen van allerlei ‘smetten’ (conditioneringen), wordt dit ‘grenzeloze licht’ onpersoonlijk ‘ervaren’ als Dát wat is. Dit is de betekenis van ‘Zalig de armen van geest’. Ananda (zaligheid, innerlijke vrede) voor hen die leeg zijn van de smetten van de mind. 
De zoheid der dingen
De tathatā of zoheid van alle dingen werd in Siddharta Gotoma manifest doordat hij het pad van het midden ging, waarna hij de Boeddha werd genoemd. De ‘toestand’ van verlichting is gerealiseerd. Boeddha komt van het Sanskriet bodhi, dat licht betekent. Voortaan heet de Boeddha ook tathāgata, hij die tot de zoheid van het bestaan gekomen is, de volmaakte. De soefi’s noemen deze bestaanstoestand fihi ma fihi, het is zoals het is. De ísheid van het bestaan is vervulling van leegte, waarbij leegte en volheid elkaar vervolledigen, oprijzend uit het onkenbare, onnoembare ‘ware licht’, dat voorafgaat aan ‘alle vaders en moeders’ (conditioneringen). Het is het ‘oorspronkelijk gelaat’ of de ‘oorspronkelijke natuur’, losstaand van het rad van geboorte en dood.
In de Chandogya Upanishad vraagt Uddalaka aan zijn zoon Svetaketu om het zaadje van een vijg te splijten. Als hij dit doet, komt Svetaketu tot het inzicht dat het ‘niets’, het ‘niet-iets’, leegte als meest subtiele, onzichtbare bewustzijnkracht, alles doorstroomt. Deze superintelligente bewustzijnskracht, substraat van zijn en niet-zijn, van leegte en volheid, verbindt alles met allen als een parelsnoer (van Krishna) en doordringt alles en allen. Tat tvam asi (Dát zijt Gij), klinkt het herhaaldelijk in de Chandogya Upanishad. Als ik afwezig ben, is Dát aanwezig. Absentie van mij is presentie van Dát. Woorden van eenzelfde strekking vinden we terug in logion 77 van Het Evangelie van Thomas, waarin Jezus zegt: ‘Klief het hout, dáár ben ik [Dát]. Til de steen op, dáár zult gij mij [Dát, Atman] vinden.’ Er is geen plek waar Dát niet is, ook niet in het niets, de leegte. Paradox der paradoxen.
Geen vaste kern
De essentie van de leer (dharma) van de Boeddha is dat alle verschijnselen ‘leeg’ zijn (sunyāta), geen vaste kern, geen eigen, onafhankelijk bestaan hebben.

 Sunyāta

Omdat we in een taaluniversum leven, willen we alles benoemen. Maar de naam is niet het verschijnsel dat door de toverlantaarn van onze geest geprojecteerd wordt op het doek van onze verlangens, gehechtheden en conditioneringen. Het woord ‘leegte’ is een verlegenheidswoord, een betekenisloze ruis in de silo van de taal. Het zegt niets. 
In werkelijkheid bestaan er geen verschijnselen met een vaste kern, is er geen persoon met een vast ik. Alle werkwoorden beginnen weliswaar met ik (gevolgd door jij, hij/zij, wij, jullie, zij), maar bij nadere analyse blijkt dat het ik, dat zichzelf steeds vooropstelt, slechts een samenraapsel te zijn van een vermeende persoonlijkheid, zonder vaste kern. Aan de kapstok van het denken kan niets worden opgehangen, behalve hoeden vol verlangens, verwachtingen, conditioneringen, projecties, illusies, ideeën, concepten, dogma’s. 
Het ik lijkt op een luchtballon vol stippeltjes. Vol van zichzelf ziet het zichzelf als schitterend middelpunt van de sterrenruimte die het meent in te nemen. Maar als de naald van inzicht deze illusie doorprikt is er eindeloze, onmetelijke ruimte. Licht.
Op kwantumfysisch niveau is er niet ‘iemand’ die over zintuigen beschikt, die iets denkt, bezit of doet. Hij die meent kinderen te hebben of geld en niet beseft dat hij niet eens en eigen ik heeft, is volgens de Boeddha een bālo, een dwaas. (Dhammapada V,62) Zo iemand vertellen dat alle verschijnselen leeg zijn (inclusief hijzelf), is proberen de Himalaya van inzicht in een mosterdzaadje te persen. Zoals de lepel in een honingpot nimmer de smaak van honing kan proeven, zo zal de dwaas de wijsheid van een wijze niet kunnen smaken (de Boeddha).
De overschatte persoonlijkheid, het vermeende ik, heeft enig bestaansrecht binnen de wereld van alledag, van tijd en ruimte, maar speelt meestal een waanzinnige rol op het wereldtoneel van verlangen en hechten, oorzaak van een zee van lijden. Christus zegt: ‘Ik moet kleiner worden, Christus (Bewustzijn) in u toenemen.’
De mens die wakker wordt uit de slaap van vergetelheid ‘ervaart’ (zonder vaste kern) dat Bewustzijn eindeloos is en het ik slechts een tijdelijke illusie, die maar al te vaak serieus wordt genomen. Waar grenzeloze ruimte is, is geen plaats voor inperking. Waar eindeloos licht is, heerst geen duisternis. Waar de tegenstelling leegte en volheid, ja, alle tegenstellingen verdwijnen, is ook het splijtende ik verdwenen.
‘Leegte niet echt leeg’
Zenmeester Huang Po, ook wel bekend als Hsi-Yün (9de eeuw), maakte duidelijk dat leegte niet echt leeg is.

 Huang Po

‘De mensen schrikken ervoor terug hun ikbewustzijn los te laten, want ze zijn bang dat ze in een leegte zullen vallen en dat niets hun val zal kunnen stuiten. Ze weten echter niet dat de leegte niet echt leeg is, maar de enige uiteindelijke realiteit.’ 
De (astro)fysicus Stephen Hawking schrijft in zijn boek Het heelal: ’Vóór de oerknal was er een leegte, zo volstrekt dat zij de spot drijft met elke conceptie van leegte.’ 
De wereld der vormen is voor talloze mensen een wurgende cobra geworden. Bijna ongemerkt worden ze opgeslokt door eigen begeerten, door een hechten aan illusies. De mind, die dit alles projecteert, projecteert tegelijkertijd als een vermeend ego tijdruimtelijke energie, die verantwoordelijk is voor ‘wedergeboorte’. Hierdoor wordt het rad van samsara, van geboorte en dood, in stand gehouden en daarmee het lijden. Totdat de giftanden uit de bek van deze wurgslang worden getrokken door het vlammend inzicht dat we niet zijn wat we menen te zijn, maar dat we Dát zijn, zonder geboorte, zonder dood, grenzeloos Bewustzijn. Geboorte en dood vormen bek en staart van de zelfgeschapen ouroboros (een slang die in zijn eigen staart hapt), die we voeren met de muizenissen van de mind. Met ‘onze’ oorspronkelijke natuur, die overigens de natuur van alles en allen is (dus niet iets ‘van mij’), heeft dit ‘reptiel’, dat zetelt in de reptiele hersenen, niets te maken.

 Rad van Samsara
In het door onszelf gecreëerde theater van het ik-gebonden leven verschijnen we enkele momenten op de bühne van het wereldtoneel om iedere keer in een ander decor een andere rol te vervullen. Onwetend schrijven wezelf het scenario van dit theaterstuk, regisseren en acteren het en – indien nodig – zijn wezelf de souffleur, terwijl we vanuit een zaal van onwetendheid toekijken en er nog voor betalen ook. Dit alles overeenkomstig de gevolgen van ons denken en handelen. Immers, wie meent íemand te zijn, produceert vanuit een zogenaamde kern, het ik, een voortdrijvende energetische kracht die na de ‘dood’ opnieuw belevendigd wordt. Ook oorzaken en gevolgen happen in elkaars staart, totdat het moment aanbreekt dat de golf van egoïsme gebroken wordt in de zee van waarheid en het beseft doordringt dat Dát door ons heen handelt en er geen vruchten van handelingen meer zijn die ‘iemand’ toebehoren. ‘Niet ik, maar de Vader (‘ongrond’) handelt door mij heen’, zegt Jezus.


Oorspronkelijke natuur 
Hui Neng (637-714) kwam tot het hoogste inzicht, ‘verlichting’, toen alles wat hij ooit geleerd had als een blad van een boom in de herfst van hem afviel. Allemaal ‘non-sense’. 
‘Eigen geest vinden, nergens op rekenen.’ Deze woorden hoorde hij toen hij brandhout kapte. Er was volkomen helderheid. In één ogenblik was alles duidelijk. Zijn haren stonden overeind, zei hij later. Hij volgde weliswaar  nog een aantal lessen bij Hung-Jen, de vijfde zen-patriarch, waarbij hij zich vooral richtte op de diamantsoetra, waarin leegte, wijsheid en de ‘volkomenheden’ die naar de ‘andere oever’ leiden, centraal staan.
Hui Neng doorschouwde dat ‘alles leegte is’. De waarheid kan niet nagestreefd worden, niet bereikt, niet gegrepen. Een plotselinge bliksemflits van inzicht trof hem. Het ego viel als een rijpe vrucht van de boom van dualistisch kennen en verlangen.

 Hui Neng
We hoeven geen bidsprinkhanen te zijn en onze vleugels van onwetendheid tegen elkaar te wrijven om een God in ‘de hemel’ te vermurwen of te smeken iets te verkrijgen tijdens eindeloos knielen en opstaan. In de tot stilte gekomen kakelende geest kan een mens rede en geloof, kennis en onwetendheid overstijgen en samenvloeien met onze Vader, de grondeloze grond. Op de ‘top van de berg’, symbool van universeel Bewustzijn, openbaart zich de ‘vervolmaking’, de oorspronkelijke natuur. Menig leerling valt helaas op dit ultieme moment door zijn geconditioneerde bewustzijn in slaap en mist zo de boot naar de ‘overkant’ van zichzelf, de vervolmaking. ‘Wees volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is.’ Kom tot vervolmaking in grondeloze leegte, die zich uitstrekt tot alle hemelrichtingen.
De oorspronkelijke natuur lijkt veraf, maar is ‘nader dan handen en voeten’, dichterbij dan de eigen hartslag. Eraan denken brengt ons mijlen ver ervandaan.
Leegte en volheid 
Het pleroma (vol-ledigheid) van de christen komt overeen met de uitspraak uit de Hsin-hsin-ming: ‘Ontwaken is ontstijgen aan zowel vorm als leegte’. Uitspraken als ‘God is een eeuwig niets’ [niet-iets] van Eckehart en Silesius zijn al in de Veda te vinden. De via negativa van de mysticus is gelijk aan het neti-neti (niet dit, niet dat) van de Veda.



Zeggen dat alles leegte is en vorm ‘slechts’ een illusie, getuigt van onwetendheid. Ook de tijdelijke vorm is uitdrukking van ‘de enige uiteindelijke realiteit’. 
De door de spitsvondige rede bedachte ‘godsbewijzen’ van de kerkleraar Thomas van Aquino (13de eeuw), beschreven in zijn Summa Theologica, bleken ‘een strootje in de wind’ te zijn toen hij plotseling getroffen werd door een grondeloze ervaring. Een liefdevolle oplawaai van het ‘ware licht’, dat ook Nicolaus Cusanus trof toen hij op een boot gedachteloos naar de golven van de zee tuurde. Golf en zee ineen, coïncidentia oppositorum (het samengaan der tegendelen), licht in licht.Om Dát te realiseren dienen alle ideeën, concepten en (schijnbare) tegenstellingen in onze geest weg te vallen. Dat is de ware ‘armoede van geest’. Jacob Boehme leert ons dat we ‘boven schepper en schepsel’ kunnen uitstijgen. Teresa van Avila spoort ons aan om als een ‘vlinder’ in het vuur van het eeuwige licht te verbranden en Eckehart verzuchtte: ‘God verlos mij van God’, voordat hij rust en vrede vond in de oergrond. 
Afhankelijk bestaan
Niets bestaat onafhankelijk. Alles is met alles verbonden, verzinkt in één en dezelfde ongrond, leegte. Paticcasamuppāda (de Boeddha) betekent de totale interdependentie van alles, wat ook de snarentheorie van de fysica steeds meer blootlegt. 
Het uitblussen van het onjuiste inzicht, een vaste kern (eigen atman of zelf) te hebben, heet nirvana. Het is het einde van de zelfgeschapen mind control. De loopplank naar de leegte is het pad van het midden, dat begint met het juiste inzicht.
‘Wie mij ook maar iets durft te vragen over leegte krijgt een oplawaai met mijn stok’, zei zenmeester Hakuin (1686-1769). En lekenbroeder P’ang (12de eeuw) schreef: ‘Grijp leegte en leegte is vorm. Grijp vorm en vorm is leegte. Leegte en vorm zijn niet van mij. Rechtop gezeten, zie ik mijn bakermat.’ Wie ‘rechtop’ zit, zit in zijn midden, vermijdt alle uitersten.
Wij zijn een dans van licht, een golf in de oceaan, een flits in de tijd en tegelijkertijd het licht dat tijd en ruimte overstijgt, de oceaan.



Toch leven de meeste mensen als een afgescheiden golf die neerslaat op de stranden der vergetelheid om daar uit te drogen in een verloren bestaan. Niets bestaat als een onafhankelijk deel. Alles is één.
Spreken of schrijven over leegte is uiteindelijk een onmogelijkheid. Beelden, namen, concepten zijn een zichzelf verslindend vuur van betekenisloosheid. Bevrijding van waan en daardoor ook van lijden is altijd onmiddellijk, zonder middel. 
Het verhaal gaat dat nog vlak voor de ‘dood’ van de Boeddha een leerling hem vroeg om nog één keer de leer samen te vatten. De Boeddha zweeg, pakte vervolgens twee bedelkommen, zette die omgekeerd op elkaar en ‘stierf’. Wat deelde de Boeddha woordloos mee? Leegte in leegte. Wat begrepen een aantal leerlingen? Dat zij na het heengaan van de Boeddha ter ere van hem stoepa’s moesten bouwen. Maar een Boeddha gaat nergens heen, want hij is van nergens gekomen. 
Waar een lege bedelkom al niet toe kan leiden.
Antropoloog-filosoof en vergelijkende godsdienstwetenschapper Marcel Messing woont na een verblijf van 14 jaar in Brugge weer in de Franse Pyreneeën. Hij publiceerde 25 boeken, vele artikelen en dichtbundels. Na honderden lezingen en themadagen werkt hij nu in een rustiger tempo aan een aantal publicaties, in het volle besef dat je, ondanks een aantal verhuizingen, je je huis niet hoeft te verlaten om tot realisatie van het Zelf te komen. Het is een kwestie van een innerlijke verhuizing. Verhuisdozen zijn daarbij niet nodig.



Dit artikel is de complete weergave van een kortere versie, verschenen in Inzicht jaargang 7, nummer 4, november 2015
© Marcel Messing

Geen opmerkingen:

Een reactie posten